Huidig Minister van Volksgezondheid Maggie De Block heeft al heel wat stof laten opwaaien met haar boodschap dat mensen die een mutualiteitsuitkering krijgen, ook aangespoord gaan worden om stappen te zetten naar werk. Met die nuance natuurlijk dat ze rekening zullen houden met de situatie waarbinnen de patiënt zich bevindt. Eigenlijk is dit niet nieuw: zo werken GTB en VDAB al een geruime tijd samen met mutualiteiten om mensen mee(r) te gaan begeleiden richting arbeidsmarkt. Daaarnaast kreeg het RIZIV het pilootproject ‘Disability Management’ toegewezen in juni 2014, waarbij experten worden opgeleid om op de werkvloer werkgevers en werknemers meer te gaan ondersteunen in het zoeken naar oplossingen in kader van jobbehoud. (link klik hier)
Het meer promoten van progressieve tewerkstelling (mensen met een ziekte-uitkering stapsgewijs terug aan de slag laten gaan bij een werkgever) is, nu meer dan ooit, een hot item. Maar deze mensen op dezelfde wijze gaan benaderen/begeleiden als mensen die een werkloosheidsuitkering krijgen en worden opgevolgd door RVA? Ik dacht het niet.
Uiteindelijk gaat het nog altijd over een patiënt, een persoon met een bepaalde aandoening of ziekte. Dit vergt toch een zeer specifieke en individuele aanpak. Het gaat niet enkel meer om ‘werk zoeken’, maar op zoek gaan naar aangepaste arbeid. Niet enkel aangepast aan de persoonlijke en sociale situatie, maar ook aan de medisch specifieke situatie van deze persoon. Zo is reuma bijvoorbeeld een chronische en progressieve ziekte waarbij vermoeidheid, pijn en ontstekingen de bovenhand nemen. Er moet gekeken worden of arbeid op zich haalbaar is, vooraleer men kan gaan activeren naar werk.
Ik ben ervan overtuigd dat kunnen gaan werken voor mensen met een aandoening zeker een wens is. Maar er is een groot verschil tussen kunnen, willen en mogen. Vaak blijft er met moeite energie over om de dagdagelijkse beslommeringen rond te krijgen, laat staan dat er nog energie overblijft om te gaan werken. En als er dan een beetje energie overblijft om te gaan werken, is dat vaak maar voor een paar uurtjes en moet je een werkgever vinden die bereid is je deze kans te bieden. Een werkgever die bijvoorbeeld jouw takenpakket wil aanpassen, of jou kan toestaan om minder uurtjes te komen werken.
Het systeem van progressieve tewerkstelling laat toe dat mensen terug stelselmatig aan de slag kunnen. Probleem is dat de werkgevers kunnen WEIGEREN, ZONDER REDEN, je op deze manier tewerk te stellen. Ontslag geven en op zoek gaan naar een andere job is vaak een te groot financieel risico: je hebt al maar een inkomensvervangende uitkering, berekend op je laatste verdiende loon. Wanneer je ontslag geeft en start in een andere functie, verlies je vaak je anciënniteit en kies je vaak voor een deeltijdse functie en/of een functie met minder verantwoordelijkheden. Wanneer je daarna terug ziek valt (en die kans is reëel vermits reuma een progressieve, chronische ziekte is), krijg je hierdoor een nog lager vervangingsinkomen (vermits dit steeds berekend wordt op basis van je laatste inkomsten uit arbeid).
Een oplossing hiervoor is om ook hier te kiezen voor progressieve tewerkstelling bij een nieuwe werkgever. Maar hier zijn we dan opnieuw overgeleverd aan de goodwill van deze werkgever: hij kan dit voorstel weigeren.
En wat als duidelijk wordt dat je gewoon niet méér dan deeltijds kan gaan werken, omwille van je aandoening? Voor mij is dit laatste nog de meest stressgevende factor.
Ik ben gestart met progressief werken bij een nieuwe werkgever. Momenteel 13u per week. De bedoeling is om vanaf juni 19u per week te gaan werken. Wat als me dit niet lukt? Of wat als blijkt dat die 19u per week te veel zijn en ik bijvoorbeeld maar maximum 16u kan gaan werken? Er is geen richtlijn tot hoeverre het RIZIV mijn deeltijdse en progressieve tewerkstelling gaat goedkeuren en dit geeft financiële onzekerheid. Soms beslist het RIZIV dat je, omdat je deeltijds kan gaan werken, je moet inschrijven in de werkloosheid als ‘onvrijwillig deeltijds werkloze’. Dit betekent heel concreet dat, tijdens je tewerkstelling je geen financiële bijpassing krijgt. Maar wanneer je opnieuw voltijds werkloos wordt, krijg je wel een voltijdse werkloosheidsuitkering. Voorlopig alleszins, want ook hier is de overheid aan het overwegen om dit af te schaffen. Nog meer financiële onzekerheden…
Wanneer je dan toch de stap zet naar progressieve tewerkstelling, kan het soms even duren vooraleer de administratie hieromtrent in orde geraakt. De regels zijn al versoepeld op vlak van de aanvraag en goedkeuring van deze tewerkstelling: je hoeft als werknemer de goedkeuring niet meer op voorhand te krijgen van de adviserende geneesheer, maar enkel tijdig de aanvraag binnenleveren. (Als zelfstandige moet je nog wèl die goedkeuring krijgen vooraleer je progressief start!) Maar op vlak van de herberekening van je ziekte-uitkering is er nog werk aan de winkel. Ik hoor nog steeds verhalen van mensen die maanden op hun uitkering moeten wachten, met financiële catastrofes tot gevolg…
Kortom: er is nog heel wat werk aan de winkel!
Werkgevers moeten worden gesensibiliseerd en het sociale zekerheidssysteem moet onder de loep worden genomen.
Niet iedereen mag over dezelfde kam geschoren worden. In regel kiezen we niet zelf om ziek te zijn en om een ziekte-uitkering te ontvangen. Ik ben vòòr een pro-actieve aanpak en korte opvolging, maar laat het menselijk blijven en geen wedstrijdje worden om goed over te komen in de één of andere statistiek.
Er is een groot verschil tussen willen, kunnen en mogen. Vaak is het niet het probleem van willen, maar van kunnen. Het is een aandachtspunt voor dokters om verder te kijken dan alleen maar de medische ‘scores’. De patiënt is niet enkel een ‘zieke’, maar ook misschien een (alleenstaande) moeder, een partner,… En vaak zijn het die extra rollen of het al dan niet hebben van een sociaal netwerk waarop je kan terug vallen die de draagkracht/draaglast van een patiënt mee gaan bepalen.
En heel belangrijk: Het sociale zekerheidssysteem moet zo worden omgevormd dat er gezorgd wordt voor financiële zekerheid zodat een ‘zieke’ die stappen wil en kan zetten naar werk, niet nog meer financiële risico’s moet nemen om te kunnen gaan werken! Dit kan door een minimum basisinkomen te garanderen, bijvoorbeeld dit van vòòr de start van de progressieve tewerkstelling, en financiële duidelijkheid te scheppen bij ‘wat als iemand niet méér dan deeltijds kan gaan werken omwille van zijn aandoening/ziekte’. Doel is toch om iemand te motiveren en niet te gaan bestraffen?
Algemeen blijf ik het zeggen: ik kies niet om thuis te zijn. Ik kies niet om deeltijds te gaan werken. Ik kies niet om ‘ziek’ te zijn. Ik kies niet wat ik kan, wil en mag. Mocht ik kunnen kiezen wat ik zou mogen doen, dan zou ik graag willen werken en financieel terug onafhankelijk in de wereld staan.
Een mooie verwoording van de gedachten die de laatste dagen ook door mijn hoofd spookten, toen de ideeën van Maggie De Block in het nieuws kwamen…
Uiteraard is het mentaal beter om te kunnen gaan werken… het is waar dat de focus op de chronische pijn dan wat op de achtergrond komt omdat je je focust op al wat het werk met zich meebrengt… maar daar zijn grenzen aan !
Anderzijds zal er een mentaliteitsverandering bij heel wat werkgevers moeten plaatsvinden. Naast progressieve tewerkstelling, is ook de loonkostsubsidie van VAPH een mooi initiatief om tewerkstelling te behouden… Wij hadden de chance van een kleine KMO die hiervoor open stond. Maar dat was echt wel een witte raaf…
Inderdaad, Renilde, premies en subsidies zoals de Vlaamse Ondersteuningspremie en tussenkomsten op werkpostaanpassingen en aanpassingen van materiaal, zijn welkome financiële hulpmiddelen. (Deze worden toegekend door VDAB)
En zoals werkgevers zoeken naar een witte raaf, zoeken werknemers naar werkgevers die voldoende flexibiliteit en kansen kunnen bieden. Systemen als satelliet- en telewerken evenals thuiswerk kunnen ook handig zijn, voor beide partijen…
Werk is een belangrijke meerwaarde, zolang het jouw gezondheid niet méér schade toebrengt… Ook daar is het zoeken naar haalbaarheid…
Laat ons hopen dat dit beleid niet enkel bezig is met cijfertjes en statistieken en durft vragen naar en rekening houden met patiënten… Te veel druk op de ketel is nooit goed… Maar er is hoop, altijd en overal 😉